Gedichtenserie 2
STRAKKE SPOREN
over troost, liefde, afscheid, dood, dromen, herinnering, vrouw, humor, sensualiteit, geluk, liefde, eten, drinken, wijn, verlangen, keuze, levensloop, textiel, onrecht, boosheid, dementie, schaamte, maatschappij, meditatie, tuin, Erasmus, Watou
Road Poem
wat ik geweest ben
en nog hoop te worden
ligt opgesloten in
het schoeisel dat ik draag
de eerste stappers
op het tuinterras:
gedribbel op de klinkers
van mijn eerste woorden
de laarsjes in de sneeuw,
ze gleden door mijn jeugd,
stapten langs de vloedlijn,
hielden mijn voeten droog
tot ze het drijfzand voelden
maar dat was later
na de pumps van
vrouw en veiligheid.
de strakke sporen door
de vette klei van carrière,
ze liggen uitgezoold
nu achter mij
en vóór mij vloeien
duizend kleuren kiezel
ik ga er op mijn sloffen door
tot aan mijn laatste knerp
Trijntje Gosker
Zijn laatste droom
hij droomde dat hij werd begraven
ze stonden rond zijn lege kist
hij hoefde hun gedachten niet te raden
omdat hij dood was en dus alles wist
hij droomde dat hij werd begraven
ze zongen rond zijn lege graf
hij wilde ze bedanken voor de bloemen
maar was vergeten wie de rozen gaf
hij droomde dat hij was begraven
en wakker schrok van zacht geschrei
je bent er nog verzucht zij gretig
maar hij is er al niet meer bij
Trijntje Gosker
ze zeggen dat je bent gestorven
en ik heb het ook gezien
hoe stil je lag die dag
daar in die kist van hout
ik had het koud en dacht
wat ben je stil
en wat een vrede tekent je gezicht
ze zeggen dat je bent gestorven
maar in mijn hoofd leef je nog voort
want telkens als ik aan je denk
zie ik een beeld van hoe je was
hoe je bewoog en keek en sprak
en ik vergeet voor het gemak
de lastige momenten
zo blijf je leven in mijn geest
en word je al maar mooier, liever,
sterker dan je was
ze zeggen dat je bent gestorven
Trijntje Gosker
2001, bij het overlijden van Wybo de Vries, vriend
ik zak steeds verder
in de borsten van mijn moeder
de spiegel maakt herinneringen los
aan een step-in
en een BH met beugels
aan zwabbervel dat
wappert tussen elleboog en oksel
aan rimpels die zich hechten
rond de mond
ik zak steeds verder
in de borsten van mijn moeder
en zie het groeien van
de vlekken op haar huid
ik voel de kloven in
haar altijd zere voeten
het grijze haar wordt
lichter en valt uit
ik zak steeds dieper
in de borsten van mijn moeder
en morgen is mijn
jongste dochter bruid
Trijntje Gosker
Moeder
alsof die handen
zich bij het leven
hebben neergelegd
zo strijken ze de
plooien glad
de krullen van de
kapper brengen
vreugde nu oude
kleur het leven
heeft verlaten
en praten doen ze
om gemiste kansen
toch een plek
te kunnen geven
op de bank
waar sparen niet
meer nodig is
de kralen laten zij
voor dochters
achter
Trijntje Gosker
Vader
vertel me je verhalen
tot je gestorven bent.
zo blijf je leven
tot ik sterf
Trijntje Gosker
Moeder
ik ruik de geur van einde aan jouw bed
het brengt me terug
naar het moment van komen
mijn eerste harteklop in jouw bestaan
je lichaam, onvermoeid, voldroeg mij
tot het kind dat ik – nog even – ben
het wacht tot jij het los zal laten
tot jij jezelf kunt laten gaan
de stilte tikt het leven aan
ik ruik de geur van einde
ondraaglijk aangenaam zit ik hier
aan jouw bed
Trijntje Gosker
Aan de IJssel
de zon verkleurt het wolkendek
tot schaduw van zichzelf
een laatste gloed
als afscheidsgroet
streelt kabbelend het water
vee zoekt wat bomen voor de nacht
daar roept een hoge vogel
dat hij de Dag verwacht
het is mijn moeder die zich
in de schaduw plaatst en
zachtjes wegglijdt
uit het stromend water
het vee, de meubels die zij
achterlaat en daar
die vogel, die maar tatert
over later
En nu het water stilgevallen is
en grijze muggen
nog wat zachtjes zoemen,
besef ik pas hoe dierbaar
ze me is en dat ik nu
haar naam zou willen noemen
Trijntje Gosker
Een halszaak
ook zonder aangezicht en borsten
verdwaalt mijn dromerige blik
langs wijze lijnen die het weten
intens verbinden met het hart
de huid verraadt de jaren
ik laat haar maar begaan
de huid
ze mag er zijn
ze heeft geleefd
en mag gedragen worden
ze is gezien
een sieraad is ze
voor wie kijkt met
strelend zachte handen
kom, leg het soepel rubber
op zijn plaats
knoop alle eindjes aan elkaar
snoer binnenbanden tot een
ketting van formaat
en toon, oh vrouw van nu
je kwetsbaarheid
Trijntje Gosker
LOUPIAC
je werd me aangereikt
en ik mocht ruiken
ik rook je zoete hals
als bodem van je ziel
je vloeide over in mijn glans en fonkelde
– de zon had al de hele dag geschenen-
je volle smaak bleef
hangen in mijn lijf
terwijl ik schrijf hoe lief
je mij beproefde
hoe zacht je mij bedreef
je werd me aangereikt
en liet me niet meer los
ik breng jouw vocht
in dit papier tot leven
Trijntje Gosker
2004, gepubliceerd in De Kunst van het Ontbijt, Adje Middelbeek
Jij
je hoofd ligt achter je gesloten ogen
te wachten op mijn hand
ik laat het nog wat duren
en koester dit moment van kijken naar jouw lijf
zo kreeg geluk de geur van zweet vandaag
het parelt op je hoofd en heeft geen weet
van wat jij ziet daar achter je gesloten ogen
die wachten op mijn hand
Trijntje Gosker
Alles
alles wil ik voor je zijn
een roos
een schelp
vanzelfsprekendheid
alles
Trijntje Gosker
Suikerklontje
als ik een suikerklontje was
liet ik me door jou pakken
jij nam mij tussen wijsvinger en duim
draaide me om en om
probeerde me te kneden
wat niet lukte
– ik hield me sterk –
je zag de glinstering in mijn kristal
streek langs de vlak geschuurde huid
streelde haar afwezig glad
– je gedachten bij de koffie –
liet me vallen met een plons
vocht aan alle kanten
ik smolt
Trijntje Gosker
2004, gepubliceerd in De Kunst van het Ontbijt, Adje Middelbeek
ik kleed je zinnen
langzaam uit
bij kaarslicht
voor het raam
en lees
in spiegelschrift
je schaduwlijnen
zo letterlijk
had ik nog nooit
een schouderblad
gezien
Trijntje Gosker
hanen maken de hof
in haar wakker
mild glimlacht het hart
in heimwee vinden
voorzichtige vingers
het vergeten verlangen
Trijntje Gosker
Troostfluit
de moeder van de continenten
is opgehouden te bestaan, als mest
hangt ze nu weggemoffeld in een lege schuur
bezoekers mogen zich vergapen
droogte laat ze na.
ach, hadden haar eigen kinderen
zich bij haar mogen laven
was ze maar niet uitgeknepen door die welgestelde buur met zijn olifantenpoten
hij stuurt nu poedermelk in grote blikken
Men lengt het aan tot fluit
Trijntje Gosker, geschreven in Watou, 2005
Lust Lost
en terug liep ik verloren rond van schaamte
om de mensheid die ik ben vanwege
jou en jou en jou
aan wie geen strand, geen park
geen bankje is vergund
laat staan en krot om in te blijven
om jou, die enkel roepen kan
naar stille woorden van een rechteloze
wet, die ik, óók ík heb laten maken
terug liep ik langs
de vers gegraven letters in het zwart
langs een verloren roze wolk
en door de tunnel naar de minnaars
die nog wreder zijn
Hoe pijnlijk voelt mijn mond vol tanden
Trijntje Gosker
bij: Watou 2005, n.a.v. de video installatie ´Border,27´, 2004´ van Laura Waddington.
‘Border’ gaat over de uitzichtloze situatie van asielzoekers bij de tunnel Calais-Dover.
Teruglopend van de video-installatie naar de uitgang komt de bezoeker langs een aantal op ‘grafstenen’ geprojecteerde gedichten en langs het neonkunstwerk ´Lost 2002´ van Pietro Sanguinneti. Daarna is er een doorgang door een stal die op een tunnel doet lijken. Aan het eind van deze tunnel ligt het gedicht MINNAARS MINNAARS van Judith Herzberg, waarna men terug is bij af met de reusachtige foto van Barbera Kruger, untitled (You are a Captive Audience, 1982), waarop te zien is hoe een hoektand wordt getrokken.
Maart 2006, Journaal
er steekt een hand
tussen de tralies door
in hoog beton
vol kleine ramen
prikkeldraad alom
hangt daar
een rozerode handdoek
aan die hand in de zon
zijn lange schaduw
danst op het beton
hebben zijn ogen de auto gezien
en cameramensen van buiten?
heeft toen zijn hart zich
dansend gevuld met hoop?
hand, wat wil je
van ons anders dan
dat onze ogen kijken en zien
dat onze handen zich
uit onze mouwen steken
en tussen de regels door
in brieven blijven schrijven
dat jij je leven dansen mag
met wie je wilt
Trijntje Gosker
CIBAP schrijft voor Amnesty International, Witte donderdag 2006
CIBAP is een MBO opleiding in Zwolle voor kunst en media
ik zou je vrijheid willen geven
of een beetje hoop met troost
en een sleutel die op
al je sloten past
maar ik heb niets te bieden
dan alleen wat kleur
en de bevrijdende gedachte
dat het licht in jezelf schijnt
te leven
Trijntje Gosker
Dekenvrouw
ach vrouw, jij verre vrouw, wat sta je daar
nu doof te zijn en blind voor je omgeving
de oude geuren in je deken zijn je heil.
je leeft het heden in tot aan je tenen en voelt
de echo van je hartslag op de bodem van een teil
ik zie je aan en laat mijn blik verzinken tot
in het handvat van de put waarop je staat
wat uitgerafeld sisal en een touwtje
in drie kleuren wachten op de trekkracht
van het wonder, van een daad
wie gaat er trekken aan die dunne draadjes?
wie rukt jou uit je duister evenwicht?
wie durft jou laten wankelen en vallen,
zo dat jij zelf weer zicht krijgt op het licht?
ach vrouw, jij verre vrouw, wat sta je daar
Trijntje Gosker
Bij het beeld ‘V. Eeman’, 1999, was, dekens, polyurethaan, wasteil.
Gemaakt door Berlinde De Bruyckere (1965-) MUHKA, Antwerpen
Ga met me mee
ga met me mee
ik weet een plek
waar zoeken wordt beloond
ik wil je gids zijn, kom
er wacht een spiegel
bij de eerste hoek
vertel mij wat je ziet
en loop dan mee
de laan door met
haar bomen
die hoog en treurig
worden ingepakt
met veel klimop in bloei
ze zullen sterven op
den duur maar mooi
en aan hun wortels
ligt het blad in
lood gevat te rusten in
het water dat
een bad wil zijn voor
zinnen in Latijn
hoe diep kun jij
gedachten laten varen?
hoe ver neemt men je mee?
er ligt een reis naar Bazel
en naar Rome in ’t verschiet
en kan of wil je niet
ga dan naar Londen
hoor de klokken bonzen
boven al het groen en wacht
hier dan
op deze bank
de bank met duizend
wortelpoten
wortel jezelf en zie
omhoog langs duizend
glazen ogen in ander
lood gevat
met wisselende sterkte
vergroot
verklein
het leven van vandaag
van laag tot
hemelhoog
ga met me mee
Trijntje Gosker
Geschreven bij een bezoek aan Erasmus’ tuin, Brussel, 2005
In de verborgenheid
in de verborgenheid is wat je zoekt
zo lang al in je eigen tuin aanwezig
je zoekt totdat je voelt zo moet het zijn
maar laat het ongezien, onaangeroerd
want zeker weten er niets bestaat
is net zo ongehoord
als denken dat je hebt gevonden
wat je in oude boeken
of religies hebt gezocht
dus wandel nog maar even in je tuin en
snuif en ruik en proef van alle vruchten
Trijntje Gosker
Kringloop
en altijd is er weer
die groei
kracht uit de aarde
die ons voeden blijft
en kringloopt
ons bestaan
Trijntje Gosker
Bekering
en toen was er de dag
waarop de klok bleef staan
als een verkeersbord dat
gebood om terug te keren
naar de allereerste stappen
in de tijd toen je ouders
nog wisten wie God was en
je wilden doen geloven dat
je in wezen niemand bent.
dat je er alleen toe doet
als jij je durft overgeven
aan iets dat enkel lege
stilte bleek te wezen
zoals ik pas ontdekte, nee
beseffen wilde toen de klok
dus stil bleef staan
als dat verkeersbord dat
gebood om terug te keren
tot mezelf
Trijntje Gosker